Het syndroom van Alpers (ook gekend als Alpers-Huttenlocher of AHS) is een autosomaal recessieve progressieve mitochondriale stofwisselingsziekte die op dit moment onbehandelbaar en dodelijk is. De mitochondriën zijn de energieleveranciers van de cel en zijn dus in alle organen aanwezig. Bij het syndroom van Alpers verloopt het kopiëren van het mitochondriaal DNA niet goed, waardoor er doorheen de tijd steeds minder energie geproduceerd zal worden. Hierdoor krijgen cellen en bijgevolg organen steeds minder energie, waardoor ze niet meer goed kunnen functioneren. Grote energieverbruikers zoals de hersenen, spieren en de lever ondervinden de meeste gevolgen van het tekort aan energie. Dit uit zich in epilepsie die steeds moeilijker te behandelen wordt, een ontwikkelingsachterstand die steeds groter wordt en het verslechteren van de leverfunctie. De kinderen zijn vaak sneller moe bij gewone inspanningen, omdat de spieren ook aangetast zijn. Andere organen kunnen ook aangetast worden, maar de lever en de hersenen zijn het meest voorkomend.
Naast epilepsie, uit de progressieve ziekte zich in de hersenen ook met het steeds minder snel leren tot uiteindelijk zelfs het afleren van geleerde vaardigheden. Dit zowel op cognitief als motorisch vlak. Naarmate de ziekte vordert, beseffen de kinderen steeds minder wat er met hen aan de hand is. Tegelijkertijd kan het krijgen van banale infecties, zoals een verkoudheid, ervoor zorgen dat de ziekte harder de kop opsteekt en de gezondheid dus sneller achteruitgaat.
Uiteindelijk overlijden de meeste kinderen maanden of jaren (de meeste kinderen worden geen 12 jaar) nadat de eerste symptomen opduiken. Omdat de hersenen en lever het meest aangetast worden door de ziekte, zijn de meest voorkomende doodsoorzaken dan ook leverfalen of onbehandelbare epilepsie. Recent werd er een wetenschappelijke paper gepubliceerd die het grootste cohort aan POLG patiënten tot nu toe verzamelde en meer inzicht trachtte te krijgen in de symptomen en de levensverwachting. In de studie vonden ze dat er een verband is tussen de leeftijd waarop de eerste symptomen verschijnen en de overlevingstijd. Hoe vroeger de ziekte begon, hoe minder lang de kinderen te leven hadden. Verder was het hebben van epileptische aanvallen ook geen goed teken, dit was ook gecorreleerd met een slechtere prognose. Ten slotte was het hebben van twee verschillende foutjes op het POLG gen (de gen fout ligt aan de oorzaak van het syndroom) ook gerelateerd aan een slechtere prognose.
Deze informatie werd bekomen door het gesprek dat ik met professor dr. Witters had. Meer informatie kan onder andere gevonden worden op deze website: https://www.kinderneurologie.eu/ziektebeelden/stofwisseling /alpers.php en https://www.uzleuven.be/nl/mitochondriale-aandoeningen en de website van de recent gepubliceerde studie: https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/jimd.12211